Infecties die worden veroorzaakt door het herpes simplex virus zijn zeer algemeen. Er kunnen twee herpes simplex virussen (HSV) onderscheiden worden namelijk: HSV-1 dat met name bekend is als boosdoener bij het optreden van de zogenaamde koortslip en het HSV-2 dat meer geassocieerd wordt met de aandoening genaamd herpes genitalis. Circa 75 procent van deze genitale herpes infecties wordt namelijk veroorzaakt door het HSV-2. De overige 25 procent is ten gevolge van het HSV-1 virus.
Na de infectie zal het virus de rest van het leven aanwezig blijven in de huidzenuwen in de schaamstreek. Hiervandaan kan het virus steeds weer naar de huid en slijmvliezen verhuizen en klachten van pijn en witte blaasjes veroorzaken. Bij veel van de mensen die met het HSV-2 geïnfecteerd zijn treden zulke uitbarstingen van het virus echter nooit op waardoor velen niet weten dat ze dit virus bij zich hebben.
Het herpes simplex virus is erg kwetsbaar en zal buiten de slijmvliezen of de huid erg snel sterven. Overdracht van het virus vindt daardoor nagenoeg altijd plaats bij een direct contact met geïnfecteerd weefsel. Bij de aandoening genitale herpes gaat het daarom vrijwel altijd om seksueel contact.
Het risico op overdracht is met name groot als er een actieve uitbarsting van het herpes virus plaatsheeft. Het is mogelijk dat wanneer het virus zich heeft teruggetrokken in de zenuwen kleine hoeveelheden virusdeeltjes op de huid en/of slijmvliezen aanwezig zijn. Wanneer de iemand geen actieve herpesinfectie heeft is het toch mogelijk om een seksuele partner te besmetten.